Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [68]De zegenende ziel zal [69]vet gemaakt worden; en [70]die bevochtigt, zal ook [71]zelf een vroege regen worden. 68. Hebreeuws, de ziel der zegening; dat is, die met weldoen een zegen is voor andere mensen. Zie boven vs.11. 69. Dat is, meer gezegend worden en gans welvaren. Zie dezelfde manier van spreken onder hfdst.13 vs.4, en hfdst.15 vs.30, en hfdst.28 vs.25. 70. Dat is, die den armen rijkelijk mededeelt; gelijk men een dorre aarde met water bevochtigt. 71. Dat is, overvloediglijk met Gods zegen overgoten worden, en zo bevochtigd zijn alsof hij zelf ook een regen ware, waardoor hij ook meer middel zal krijgen om in het weldoen voort te varen.